Met die woorden schudden
wij elkaar met een brede lach de hand en namen afscheid.
Bram is taxichauffeur, in
Hamburg. Bram is bruin en heeft het zangerige Engels dat je zou vermoeden bij
Jamaicanen. Echter Bram is geboren en getogen in Ghana en is daar getrouwd met
een Ghanese. Een jonge zelfstandige vrouw die toch weer liever in Hamburg
woont, waar zij is opgegroeid. Daarbij hebben ze nu drie kinderen die nog nooit
in Ghana zijn geweest. Genoeg stof voor spanning in het gezin lijkt me. Bram
heeft een diploma accounting, maar die geldt hier niet. Zin in cursussen en
opleiding heeft hij niet meer en met zijn chauffeurssalaris en de baan van zijn
vrouw kunnen ze het best redden.
Onze ontmoeting vond
plaats in een druilerig en koud Hamburg voor een groot luxe warenhuis in volle
kersttooi. Het was de dag voor kerst ik had net een half uurtje naar een kerstcadeautje kunnen zoeken voor ik naar het vliegveld moest. Terwijl ik met
gebogen hoofd naar de taxi rende kwam hij met een onderdanige blik zijn auto
uit om de deur open te doen. Ik was hem voor en nam plaats achter in de auto.
“Flughafen bitte” zei ik rustig, en met
weer die vreemde vragende, onderdanige toon antwoordde hij in een zeer
gebrekkig Duits. Met een lach stelde ik voor om maar Engels te spreken omdat
mijn Duits niet veel beter is dan dat van hem. Hij lachte nu ook, en keek me in
zijn spiegel aan. Ik vroeg of het druk was, deels om een praatje te maken, en
deels om uit te vissen of ik mijn vliegtuig nog zou halen. Het antwoord was
zeer merkwaardig en indirect: “No, they are not here.
They must be at home, or driving their own car.” Ik probeerde te raden over wie hij het had: “I
would expect many people doing Christmas shopping?” Dan kwam een nog merkwaardiger antwoord: “I
don’t know and I really don’t care. The people downtown? I don’t like them
anyhow.” Na wat doorvragen blijkt dat
hij liever vanaf het vliegveld werkt, met internationale klanten. De mensen uit
de stad behandelen hem als vuil. En als ik er over nadenk heb ik ook niet
eerder een onblanke taxichauffeur gezien in Duitsland.
Er was iets met die
taxichauffeur, iets afwachtends, iets slachtofferachtigs. Vriendelijk meegaand
maar bereid om op ieder moment weg te duiken als er klappen gaan vallen. In
films vaak gespeeld met het zenuwachtige glimlachje, gebogen hoofd en grote,
bange ogen: “ Yes Massa…. ?”
Maar dat is North &
South en “Gone with the wind”; 19e eeuws zuidelijk USA, niet Hamburg op de
drempel van een nieuw millennium?
“Do you like
Hamburg” vroeg ik met een
samenzweerderige ondertoon. Hij lachte, hij wist dat hij niet hoefde te
antwoorden. “It’s cold, very cold!!” Toen ik hem probeerde te prikken dat er
geen sneeuw was en dat het ergste nog komen moest, verstrakte zijn blik: “It
cannot get any colder then this” Ik had even geen zin meer om hem tegen te
spreken. Hij sprak hier over een kou die ik alleen maar gezien heb, maar nooit
heb gevoeld. Na een korte ijzige stilte moest ik een keer slikken voor ik hem
kon antwoorden: “So you like to go back to Ghana?”. “Absolutely! I definitely
don’t want to die here”. Op de vraag of hij dan nog een stevig gesprek met zijn
vrouw moest hebben antwoordde hij heel resoluut en luchtig. Zijn vrouw zou niet
mee gaan en zijn kinderen al helemaal niet. Die zijn hier opgegroeid en zijn
over een jaar of 8 tot 10 zelfstandig. “I like to earn enough money to go back
and start my own business” was de ongevraagde bekentenis, “My children can come
and go when they like, or I can visit them any time. … There is no warmth in
this country, people are so lonely!….” We staarden elkaar aan via de
achteruitkijkspiegel. Ik kon alleen zijn ogen zien, maar die waren nu sterk en
zelfverzekerd. Met een ferme ruk aan het stuur draaide hij een kleine zijweg
in. Met een brede grijns verklapte hij dat dit mij zeker 10 mark zou besparen;
met “gewone klanten” gaat hij gewoon rechtdoor, de file in.
De rest van de rit was
een feest. De ene mop na de andere anekdote. Op een gegeven moment moesten we
zo lachen dat ik bang was dat hij de auto aan de kant moest zetten.
Toen het vliegveld in
zicht kwam vroeg ik hem of hij zijn kinderen niet zou missen. “They will be
free” was het ontnuchterende antwoord. Hij zou terugkeren naar een hechte
gemeenschap, waar mensen naar elkaar omkijken. Waar je niet je bezoek dagen van
tevoren moet aankondigen en waar je op ieder moment welkom bent voor eten en om
te logeren. Hij heeft genoeg van huilende bejaarden achter in zijn auto die
terug moeten naar hun huis van bewaring. Genoeg van de mensen die weer uit zijn
auto stappen als ze zien dat de chauffeur niet blank is.
Nadat we hadden
afgerekend keek ik hem aan, gaf hem mijn hand en zei “My name is Hans, I would
very much like to know yours”
“Segbor, S.E.G.B.O.R. , Abraham Segbor, .. but friends
call me Bram”.
HdA 1999